Hoe zit het nu met de voortplanting van de schelpen? Goede vraag!

Er zijn verschillende soorten schelpen met verschillen in voortplanting wijze. De voortplanting van de tweekleppig, bv. zoetwater mosselen en oesters zijn van gescheiden geslacht en planten zich uitsluitend geslachtelijk voort.

De mannetjes hebben gelobde gonaden(geslachtorganen) in de uitstulpbare voet die uitmonden aan de uitstroomopening(sifon). Ze lozen hun zaad dan ook vrij in het water. Bij de zoetwatermossel komt het zaad met het instromende water binnen bij de vrouwtjes, passeren de kieuwporiën en worden binnen de kieuwzakken vastgehouden, waar de bevruchting plaatsvindt. Er is hier niet echt sprake van enig seks leven.

De zygote (bevruchtte eicel) ontwikkelt zich in de kieuwzakholte tot een tweekleppigelarve die glochidium(microscopisc larvaalstadium) genoemd wordt.

Wanneer ze een bepaalde grootte bereikt hebben, moeten ze de kieuwen van de moeder verlaten. De larven worden dan met het water naar buiten geperst.

Aan de rand van de schelpkleppen bezit glochidium scherpe tanden(haak) waarmee het zich aan de kieuw van een vis kan vastbijten. Op de kieuwen van de vis parasiteren ze een tijdje en worden door het weefsel van de vis overwoekerd en tot ze loslaten en zelfstandig gaan leven.

De mossel voedt zich met de lichaamssappen van de vis, 14 dagen later is hij groot genoeg om zelfstandig verder te groeien. Hij laat zich dan gewoon op de bodem van de zee vallen en hij leeft dan als een zelfstandige mossel verder.

Zoals al aangegeven bij de meeste tweekleppigen vind voortplantingbuiten de dieren in het zeewater plaats. Min of meer gelijktijdig worden miljoenen eitjes en zaadcellen van vele volwassen dieren het water in gespoten. In het zeewater vindt de bevruchting plaats.

Bij de zoutwater mosselen werpen ook de vrouwtjes hun eieren in het water en de bevruchting heeft dus in het water plaats. Daarbij ontstaat eerst een trochophora(vrij zwemmend) en daarna een veliger(planktonisch levende)larve.

De larvale schelp ziet er nog niet zo uit als die van de volwassen mossel. Na verloop van tijd wordt de schelp te zwaar voor een zwevende levenswijze en zakt het ‘broed’ naar de zeebodem. Deze ‘broedval’ is een kritieke fase want het dier is afhankelijk van de geschiktheid van de plaats om zich met byssusdraden (de baard van een mossel) vast te kunnen hechten. Daarvoor leent een vaste ondergrond zich het best. Aangezien het dier nog maar 1,5 à 2 mm groot is, is de speelruimte niet groot: lange afstanden om een geschikte plaats op te zoeken kunnen niet worden afgelegd. De fase is verder kritiek omdat ook op de zeebodem veel predatoren aanwezig zijn. Slechts een gering deel van de oorspronkelijke larvenpopulatie komt terecht op een geschikte plek en overleeft de eerste periode. Mosselen van ongeveer 1 centimeter noemt men mosselzaad. Wanneer de mosselen circa vier tot vijf centimeter groot zijn, worden ze halfwasmosselen genoemd. Na ongeveer twee jaar zijn de mosselen zes tot zeven centimeter groot en geschikt als consumptiemossel. [wikipedia.org]

mosselbroed

 

De mossel (mytilus edulis) is een tweekleppig schelpdier. Net als de oester, venusschelp, sint-jakobsschelp en kokkel. De voortplantingsperiode is in april, mei en juni. In die tijd zitten de mosselen vol geslachtscellen en dat maakt ze er niet lekkerder op. Daarom is de mossel dan niet geschikt voor consumptie en loopt het mosselseizoen van half juli tot half april. De kans op bevruchting wordt vergroot doordat de dieren het kuitschieten afstemmen op andere factoren, zoals de stand van de maan, de temperatuur van de zee en veranderingen in het zoutgehalte van het water.

Deze zaadcellen of eicellen worden uitgestort in het omringende water

Daarnaast kan een mossel chemisch worden gestimuleerd tot voortplanten door andere kuitschietende mosselen.

Een vrouwtje stoot in april één tot vijf miljoen eitjes uit. Het mannetje stoot zaadjes uit. De bevruchting vindt in het water plaats. Na enkele weken moeten de eitjes bevrucht zijn en gaan ze leven. Na drie weken zijn larven veranderd in piepkleine mosseltjes met schelpjes.

Slakken hebben tweeslachtige groepsseks

In tegenstelling tot mosselen kunnen de meeste slakkensoorten wel daadwerkelijk paren, zowel in het water als op het land. De daad vindt plaats tussen een mannetje en een vrouwtje of tussen tweeslachtige exemplaren.

Sommige slakkensoorten doen aan groepsseks, waarbij de grootste slakken, oudere vrouwtjes, onderop liggen en de kleinste slakken, jonge mannetjes, bovenop. De dieren in het midden zijn bezig om van geslacht te veranderen, van mannetje naar vrouwtje.

Slakken paren echt. Op de foto zie je meerdere hermafrodieten paren.

https://youtu.be/M0ljVwOxL5k